Vorige week zondag
heb ik genoten van het wereldkampioenschap veldrijden. Magistraal gewonnen
door Mathieu van der Poel, net 20 jaar oud en ja zoon van Adri, zelf ook
wereldkampioen. Op plek 2 en 3 ook twee jonge gasten. Het podium bij de
senioren was zelfs jonger dan bij de junioren! De ‘oude’ gevestigde orde werd
op minuten achterstand gereden, wat zal daar de reden van zijn? Klasse, talent,
jeugd, onverschrokkenheid. Bij andere sporten zie je zo’n enorme ‘coupe’ niet
snel gebeuren. In de duivensport echter zie je dat onze jaarlingen ook
concoursen kunnen overheersen en het geeft ook in onze sport aan dat de jeugd
de toekomst heeft. Wat goed is komt snel en natuurlijk zijn er straks ook wel
concoursen dat de twee en drie jarigen voor vuurwerk (kunnen)zorgen, zeker
wanneer ervaring wordt vereist. Een goed uitgebalanceerde ploeg duiven is dus
van groot belang en dat de jaarlingen dan voor grote verrassingen kunnen zorgen
is algemeen bekend.
Bij mijn duivinnen
is de verhouding 40 % oud en 60% jaarling, bij
de doffers 30% oud en 70% jaarling. Voor de dagfond is de ploeg mij
eigenlijk iets te jong want op het laatste moment heb ik 2 oude duivinnen
alsnog op de kweek gezet en hierdoor veranderde de verhouding, bij de doffers
waren de prestaties gewoon niet goed genoeg en mag de nieuwe generatie laten
zien wat ze waard zijn.
Deze vrij jonge ploeg
heb ik afgelopen zondag gekoppeld en dat is bijzonder goed gelukt en daar wil
ik meezeggen dat alle koppels direct aanliepen, dus geen vechtpartijen,
stukkende koppen of dat ze elkaar ’n paar dagen apathisch zitten aan te kijken.
Het laten wennen aan de broedhokken geeft eigenlijk het meeste werk maar zal uiteindelijk
ook wel lukken en wanneer onverhoopt een paar koppels (voorlopig) opgesloten
moeten blijven, ook geen probleem. Wanneer de eitjes zijn gelegd worden ze toch
uit elkaar gehaald en gaan de broedhokken op ‘half’ en zijn de eventuele
vechtpartijen ’n stuk minder heftig en kunnen ze elkaar minder schade aanbrengen.
Voorlopig dus nog wel even werk aan de winkel. Momenteel zaterdag staan alle
broedhokken open, enkel wanneer ik erbij ben, zo niet gaan de broedhokken om en
om open en wissel ik die 2x daags. Ik heb op het einde van het seizoen 2014 in
het vlieghok ’n raam bijgeplaatst en einde jaar de opstelling van de
broedhokken gewijzigd er zitten nu wel meer koppels (totaal 21) in het vlieghok (3.5x2) maar met meer licht
en volop zuurstof. Broer Peter was bij mij op bezoek en los van het feit dat
hij mij ’n amateur vindt wanneer het aankomt op timmeren en verbouwen, viel het
hem op dat de duiven extra alert en vol vlam waren waarschijnlijk door de
nieuwe opstelling en belangrijk, het klimaat voelde prima aan. één koppel heeft
’n broedhok op de vloer gekregen, de doffer van dit broedhok houdt de vloer
schoon en dat heeft voor en nadelen. Een voordeel is dat de duiven sneller hun
broedhok opzoeken en niet ’n hoekje op de grond proberen te vinden. De
vloerveger heeft er ’n dagtaak aan, nadeel is dat de duiven de drinkpot slecht
kunnen bereiken maar dat probleem is ook weer op te lossen. Leven genoeg in de
brouwerij/vlieghok.
Bij de kweekduiven groeien de jongen als kool en eind
volgende week kunnen we de eerste alweer spenen. De afgelopen dagen was het
best koud en waren de drinkbakken bevroren, het blijft verbazingwekkend hoe
goed duiven tegen de koude kunnen en zeker de ‘pullen’ in de schotels.
Uiteraard ontbreekt het de kweekduiven aan niets, 2x daags voer en volop,
grit/roodsteen, allerhande, piksteen en regelmatig allicine over het voer. Geen
schreeuwende jongen in de pan en dan weet je dat het wel goed zit.
Is er verder nog
nieuws?
De N.P.O. vergadering
is geweest en voor de Marathon mannen
zijn er heldere afspraken gemaakt over het hoe, wanneer, waar en vooral hoe
laat/vroeg de duiven gelost worden.
Er is een protocol
lossingen aangenomen, in het kort ’n stappenplan waaraan voldaan moet worden
alvorens de duiven te lossen. Alle lossingen worden geregistreerd in een
logboek, tijden, omstandigheden etc. en deze gegevens worden eind seizoen
geevalueerd. Het I.W.B. is uitgebreid naar 3 personen. Het voorstel om ook
gebruik te maken van Zimoa werd afgewezen. (
persoonlijk vind ik dat jammer want Zimoa heeft het meer bij het rechte eind gehad
dan Meteo Consult!)
Verder wat gesteggel
over het begrip ‘spelend’ lid en de reglementering trainingsduiven.
Klap op de vuurpijl vind ik de beslaglegging van Pigeon Village op de 5 rekeningen die de N.P.O.
heeft. Voor ’n totaal bedrag van maar liefst 800.000 euro! (de eigenaar van P.V. heeft absoluut mijn kleur niet maar het bestuurders
van de N.P.O. zijn ook ’n stelletje knuppels, los het probleem gewoon op.)
W.O.W.D. heeft een onderzoek gedaan naar
de effecten van de mandenbezetting en het drinkgedrag hierop bij het transport.
Een lijvig rapport met als conclusie dat de huidige hoeveelheid duiven per mand
correct is en dat jonge duiven vooral verloren gaan op de korte afstanden en
volgens mij bedoelen ze de eerste vluchten. Niks nieuws zou ik zeggen, het is
al jaren bekend dat de verliezen van jonge duiven na zo’n 3 vluchten ‘stoppen’
of anders gezegd binnen proporties blijft. De laatste jonge duiven vluchten
blijven er zelden nog jonge duiven achter. Ik begrijp wel dat de jonge
duivenspelers het onbegrijpelijk vinden dat ze niet verder mogen dan 450
kilometer. Het meest interessante van het onderzoek vond ik de volgende
uitkomst; Duiven kunnen tot meer dan 10% van hun lichaamsgewicht verliezen in
de manden en zeker bij hoge temperaturen, het geeft aan dat drinken in de
manden van groot belang is. Leren drinken is dus enorm belangrijk want
‘uitgedroogde’ duiven zullen grote moeite hebben thuis te komen. Dat drinken
moet je ze dus thuis al leren en de dag van inkorven elektrolyten verstrekken
lijkt mij ook ’n aanbeveling.
Ook gelezen, prima
artikel van deze dierenarts.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten